De basisprincipes van systemisch werken

Om een systeem goed te laten functioneren zijn er een viertal voorwaarden die we kennen als ‘BOB’

BOB staat voor: Binding – Ordening – Balans

1. Plek (Binding) – iedereen heeft recht op een plek

Iedereen hoort erbij en mag gezien worden. Zowel de magazijnmedewerker als de directeur. Zowel de overleden oma als het kleinkind.

Ik zag ooit een documentaire van programmamaker Beau van Erven Dorens. Hij was in een Afrikaans land en bezocht een huis waar homofiele mannen woonden. Gelijkgestemde op één plek. In hun eigen systeem. Hij nam een van de mannen apart en vroeg waarom deze man hier was gaan wonen. Hij vertelde dat hij was verstootten uit zijn gezin van herkomst. Zolang hij homofiel was, was hij geen onderdeel meer van dat systeem, van dat gezin, zo had zijn moeder hem verteld. Hij mocht pas terugkomen als hij genezen was. Tot die tijd bestond hij niet. Hij noemde de mensen met wie hij nu woonde zijn nieuwe gezin. Maar ondanks dat hij verstootten was, merkte hij nog dagelijks zijn binding met het gezin van herkomst. Hij sprak over zijn moeder, zijn vader. Hij vertelde over zijn zus met wie die nog steeds contact heeft. Vroeg zich af hoe het met zijn neefjes en nichtjes ging. Het verdriet om de plek die hij heeft gekregen was erg groot. Hij hoorde er niet meer bij…

Komen de volgende vragen wel eens bij je op: Wat moet ik doen om erbij te horen? Hoe hoor ik erbij? Hoe horen wij erbij?

2. Ordening – iedereen heeft zijn eigen plek, een eigen functie.

Als we het over plekken hebben, hebben we het ook over een volgorde (ordening) van die plekken. Ook wel een rangorde (structuur) genaamd.

De rangorde heeft te maken met de natuurlijke wetmatigheid in een gezin. Ordening is bepalend voor het succes van het gezin. Grootouders zorgen voor ouders. Ouders zorgen voor kind. Het kind mag kind zijn.
Als mensen op andere plekken gaan staan geeft dat wanorde. Er ontstaat onduidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden. Misschien ontstaat er wel een conflict. Zussen en broers zullen zeggen: “Jij hebt niets te zeggen, jij bent mijn moeder niet!”

Om nog een voorbeeld van ordening te geven kan je eens denken aan kleine meisjes die met hun vader gaan trouwen. Dan nemen ze dus eigenlijk de plek van de moeder in. Waar gaat de moeder staan dan? Wat is haar plek? Normaal gesproken wordt iedereen van zijn rol ‘ontslagen’ als het huwelijks-spel voorbij is. Moeder gaat weer naast vader staan en het kind staat voor haar ouders, gezicht naar de toekomst. In een aantal gevallen blijkt dat kinderen op de plek van hun ouder blijven staan. Niet hun eigen rol pakken maar die van vader of moeder. Een onbewuste inname van de plek maar wel een die een zware last geeft op de schouders van het kind en van het gezin.

We willen graag nog een voorbeeld geven.

Want wat denk je van die ouders die het niet met elkaar kunnen vinden? Niet of slecht met elkaar communiceren? Hoe vaak zie je dan dat een kind daar de dupe van is? Je hebt vast wel eens in films gezien dat een gezin zit te dineren en omdat de ouders niet tegen elkaar praten zegt vader: “zoon, vraag eens aan moeder of ze het zout wil aangeven’.  Waarop moeder zegt: “als jouw vader zo graag het zout wil, moet hij het zelf maar pakken.’

Het kind gaat ertussen staan. Zorgt voor de lieve vrede door zoveel mogelijk vader én moeder tevreden te houden.

Hij gaat dingen zeggen als: “Mam, papa bedoelt het niet zo. Hij houdt echt wel van je” en  “papa, ik help je wel met die taken. Je hoeft niet alles alleen te doen.”

Een zware taak voor een kind, die trouw is aan beide ouders, de taak van bemiddelaar te geven.

Om de energie weer te laten stromen zou de zoon tussen de ouders uitmoeten. Weer voor hen gaan staan en kind zijn.

Weet jij op welke plek jij staat?

3. Balans – in geven en nemen.

Als mens ben je onderdeel van een systeem. Je neemt deel aan het proces, voert je taken en verantwoordelijkheden uit, draagt bij aan een missie en visie. Iedereen geeft iets in zijn taken aan het systeem waarin hij zich bevindt en krijgt er iets voor terug. Je krijgt waardering, liefde, verbinding, ontwikkelingsmogelijkheden. Er is continue een uitwisseling tussen geven en nemen. Geven en nemen zou in alle gevallen in balans moeten zijn. Ik zeg, ‘zou in alle gevallen’ want er is een uitzondering waar disbalans geoorloofd is. En dat is de relatie tussen ouder en kind. Een ouder zal in de meeste gevallen meer geven dan nemen en een kind zal in de meeste gevallen meer nemen dan geven. Zoals gezegd hebben de andere relaties wel behoefte aan balans. Nu wil ik er wel bij vertellen dat balans niet altijd 50/50 hoeft te zijn. Wat balans is, spreek je samen af. Dat doe je in het ‘relatie-contract’. Dit hoeft niet een letterlijk document te zijn waarin je afspreekt wie welke huishoudelijke taken neemt, wie welke taken neemt bij de opvoeding en welke uren er voor een werkgever gewerkt gaat worden (voor wie de big bang theorie keek, zal dit vast beeldend zijn overgekomen). Meestal ontstaat het organisch. Waar je in het begin van de relatie nog vaak afstemt of de ander er ok mee is. Maar waar na verloop van tijd steeds meer aannames gemaakt worden dat verandering van werk, van huishouden, van het aantal kinderen wat jullie samen hebben, nog steeds ok is.  

Bij systemen waarbij een goede balans tussen geven en nemen te vinden is, voelen mensen zich gelukkiger. Er is een groter gevoel van welbevinden.

Herken jij of er een goede balans is in een systeem waar je bij hoort? En waar merk je dat aan?

Binnen de systemen maken we onderscheid tussen families waar jouw huidige gezin en gezin van herkomst ook onder vallen en organisaties. Waar alle andere systemen onder vallen. We maken dit onderscheid omdat er werkelijk een verschil te vinden is. Namelijk, bij families is de impact van oudere systemen vele maten groter dan bij organisaties. Organisaties hebben een doel, willen iets bereiken. Een familie is er altijd, heeft geen specifieke bestemming. En bij organisaties kan je afscheid nemen van een systeem. Bij een familie kan dat nooit. Ook al verbreek je het volledige contact met jouw familie en laat je je naam veranderen, je blijft altijd de zoon of dochter van jouw ouders. Het kleinkind van jouw opa en oma. De broer of zus van jouw broers of zussen.

We kijken naar een systeem en maken dan dynamieken en patronen zichtbaar via een familieopstelling of een organisatieopstelling. 

Een opstelling is een therapeutische sessie waarbij jij  (de vraaginbrenger) een vraag inbrengt waar jij helderheid over wil krijgen. Bijvoorbeeld, hoe komt het nou dat ik nog steeds niet gelukkig ben terwijl ik er zo hard voor werk. De reden van de vraag proberen we dan inzichtelijk te krijgen. De leden van het gezin of van de familie worden ruimtelijk opgesteld door degene die zijn probleem inbrengt, in de vorm van representanten. Ook wel stand-ins genoemd. Het opgestelde systeem gaat bewegen, of ‘werken’. Zij krijgen dezelfde gevoelens en gewaarwordingen als de personen die bij de vraag betrokken zijn. Dit is een spontaan en tamelijk autonoom proces. Zo verschaffen de representanten de informatie en tonen ze emoties. Dit proces leidt tot inzicht bij de vraaginbrenger. Het maakt knellende structuren zichtbaar. Je kunt het gebruiken als hulpmiddel om een beslissing te nemen. Je kunt steunende factoren/mensen ontdekken, Hulpbronnen ontdekken. Hernieuwde duidelijkheid krijgen over een ingeslagen weg of een andere weg.

Representanten kunnen mensen maar ook voorwerpen zijn. Door het gebruik van voorwerpen kunnen we een tafelopstelling neerzetten wat vaak als bijzonder effectief wordt ervaren.

Les inhoud
0% voltooid 0/1 stappen