De drie BOB-regels

Bert Hellinger ontdekte, door te doen, een methode om met het hele systeem te werken. Hij zet het individu midden in zijn systeem. Er zijn drie belangrijke pijlers die binnen het systemisch werken worden gerespecteerd:

1) In elk systeem is er sprake van binding: iedereen die tot het systeem behoort hoort erbij.

2) In elk systeem is er sprake van ordening of orde (volgorde, rangorde)

3) Ieder systeem hoort in balans te zijn: er is evenwicht tussen geven en nemen van alle betrokkenen

Het principe van binding

Mensen kennen een diep verlangen naar verbinding, naar ergens bij horen. Binding is noodzakelijk om te kunnen overleven. Liefde is, of wij ons nu bewust zijn van deze liefde of niet. Liefde is de basis van binding. Als kind beschouwen we de band en het contact met onze ouders als liefde, ongeacht of we verwaarloosd of gekoesterd worden. Een definitie van liefde die in Vonken van Verlangen (Veenbaas/ Goudswaard) gegeven wordt is:

“De erkenning van een diepe gemeenschappelijkheid die de laag van onderscheid tussen goed en kwaad overstijgt”.

In de ouder- kind relatie is binding een gegeven. De binding tussen ouders en kinderen ontwikkelt en verandert door de tijd heen en transformeert van binding naar verbinding. Als tijdens het opgroeien deze transformatie niet of niet geheel plaatsvindt, is er sprake van een onderbroken beweging van toenadering en verwijdering van elkaar. Ouders dragen via de binding hun overtuigingen en waarden aan de kinderen over. Dit is een onbewust proces. En hoort bij het leven. Binding en hechting lijken op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Binden is een systemisch werkwoord en wordt gebruikt om aan te geven dat mensen op een bepaalde manier aan elkaar vast kunnen zitten. Bijvoorbeeld door een leven- en- dood- situatie mee te maken met een dader en een slachtoffer bij een tragisch ongeluk, of nog vastzitten aan de emoties en overtuigingen van onze ouders. Iemand kan gebonden zijn aan een lid van de familie uit eerdere generaties.

Bij familie opstellingen zoeken we naar de verbinding in liefde. Dat is de helende beweging. Dan kan de energie vrij stromen. Als de energie niet vrij kan stromen is er sprake van binding en is men gebonden in liefde in plaats van verbonden in liefde. Dit heeft een groei belemmerd effect op het individu. Groeien naar verbinden, vergroot de keuzevrijheid van de persoon.

Dubbele binding:

Er ontstaat dubbele binding als kinderen dubbele boodschappen krijgen van hun ouders of van beide ouders tegengestelde boodschappen ontvangen over hetzelfde. In beide gevallen krijgt het kind het gevoel het nooit goed te kunnen doen. We voelen ons veroordeeld en of afgewezen als we iets wel doen, maar als we het niet doen ook. Er is afhankelijkheid van twee werkelijkheden. Ouders die, met elkaar in onmin leven, kunnen ongemerkt voor en dubbele binding zorgen als ze over elkaar kwaadspreken.

De systemische ordening

In het systemische werken is er een ordering om aan te duiden dat er een sociale orde is die recht doet aan de veiligheid en voorspelbaarheid van de leden van het familiesysteem. Er is een ordening die ieder in het systeem een gevoel van rust oplevert en het gevoel geeft dat het klopt. Het gaat hier om een oer-orde waar het systemisch werk zich naar moet voegen om een opening te bieden tot heling en het gaat hier niet om een psychologische basis. Verstoringen ontstaan als op een of andere manier geen recht wordt gedaan aan de ordeningsprincipes. Ieder op de plek waar hij hoort geeft een diep gevoel van evenwicht in het systeem.

De systemische orde:

a) Iedereen hoort erbij: het recht erbij te horen versus de plicht erbij te laten horen. (Binding)

b) Het principe van geven en (aan)nemen. Alsjeblieft en dank je wel horen bij elkaar. Alleen maar geven hou je van de plek van de ontvanger en visa versa. (Balans – geven en nemen)

c) Ieder heeft een eigen plek. De plek die we in ons familiesysteem hebben is verbonden met de werkelijkheid. Het loopt van vroeger, naar later, van boven naar beneden, van oud naar jong (Ordening)

Het principe van balans tussen geven en nemen

Bert Hellinger: “Onze relaties en onze ervaringen met schuld en onschuld, beginnen bij geven en nemen. Wij voelen dat wij ergens recht op hebben wanneer wij geven en wij voelen ons verplicht wanneer wij nemen. Het heen en weer gaan tussen ergens recht op hebben en iets verplicht zijn is fundamenteel een dynamiek van schuld en onschuld in relaties. Dit fenomeen staat onze relaties ten dienste omdat de gever en ontvanger alleen dan vrede hebben als het geven en ontvangen evenredig is”.

Het principe van Balans

Wanneer de eerste twee principes (binding en orde) niet kloppen dan is er sprake van een disbalans tussen geven en nemen. Het is voor ons allemaal de kunst om zelf te dragen wat van ons is en bij anderen te laten wat zij horen te dragen. Onze imprints legitimeren het dat we uit verbinding die balans verstoren en ons onbewust identificeren met het lot van een ander. Elke vorm van verstrikking leidt tot een disbalans in geven en nemen. Uit liefde geven we de anderen wat ze nodig hebben of fijn vinden. Uit liefde geven anderen ons wat wij nodig hebben en in een ideale situatie kunnen wij aannemen wat er voor ons is. Het is de kunst dat kinderen het systeem ‘nemen’ zoals het is, dus moeten kinderen hun ouders nemen zoals ze zijn, en dat is voor velen een klus.

Anderzijds is het de kunst voor ouders om hun kinderen ook zichzelf te ‘laten’ zijn en hen te ‘nemen’ zoals ze zijn. Dat is de kunst van opvoeden. Verstrikkingen leiden tot emoties en patronen die disbalans tonen.

Tussen geven en nemen moet een bepaalde balans zijn om ons prettig te voelen. In het meest gunstige geval is er een volle uitwisseling van geven en nemen. Zoals we in partnerrelaties vaak zien. De ene partner geeft, de ander ontvangt en om een schoon geweten te houden geeft deze partner iets meer van het fijne en goede. Zo groeit de relatie. Tussen ouders en kinderen ligt dit anders. Ouders geven aan de kinderen, de kinderen nemen aan van de ouders, de jongere kinderen ontvangen van de oudere kinderen. Hoe is er dan toch een balans? Ouders waren ooit kind, kinderen worden ooit ouders. Wanneer wederkerigheid onmogelijk is, kunnen we de balans herstellen door onze oprechte dankbaarheid te tonen. Wie oprechte dankbaarheid toont zegt: “Jij geeft ongeacht of ik je kan terugbetalen en ik neem je geschenk in liefde aan”. Wie dit aanneemt zegt: “Jouw liefde en jouw erkenning van mijn geschenk zijn waardevoller voor mij dan alles wat je mij zou kunnen geven”. Met dankbaarheid bevestigen we dat we om elkaar geven. De balans tussen geven en nemen gaat ook over “vereffenen”. Vereffenen maakt een groot deel uit van de balans voelen. Als iemand van ons gestolen heeft, ons iets heeft aangedaan voelen we de behoefte aan genoegdoening. Uitvinden wat de juiste vorm van vereffening is voor je coachee is een opdracht aan de coach. Soms willen we niet ontvangen. Die manier van leven noemt Bert Hellinger “vasten”. Men voelt zich vrij van behoeften en verplichtingen en maakt zich geen vuile handen. Het gevolg van een beperkte betrokkenheid is een beperkt kunnen genieten van het leven. Iemand is geblokkeerd geraakt. Hij of zij vertrouwt er niet meer op dat de balans tussen geven en nemen klopt. Men denkt “Het is er niet voor mij” en geeft op. Dit gedrag en deze overtuiging zien we terug in de tweede karakterstijl. Soms willen we geven, omdat we denken ergens aanspraak op te kunnen maken. Geven om te kunnen ontvangen geeft een tijdelijk gevoel van ergens recht op hebben. Ook dit gedrag en deze overtuiging; Als ik geef heb ik recht op nemen, zien we terug bij de tweede stijl. Dit gedrag heeft consequenties: Notoire helpers worden uiteindelijk vaak door anderen gemeden omdat het niet fijn voelt om nooit iets te mogen teruggeven. Dat roept bij de ontvanger een gevoel van schuld op. Het niet kunnen vereffenen van de schuld resulteert in afstand nemen.

Elk systeem kent de principes van binding, orde en balans:

  • Ieder lid van het systeem heeft recht om erbij te horen.
  • Er is sprake van ordening: iedereen die erbij hoort heeft zijn eigen plek
  • Er is een balans tussen geven en nemen; iedereen die erbij hoort en een plek heeft, heeft recht op een balans tussen geven en nemen.

Magisch versus wetend

Magische liefde/ Magische taak/ Magische plek

Binding ontstaat uit liefde. Liefde is de basis van binding. Hoe hebben we onszelf in ons systeem van herkomst aangetroffen?

Uit liefde zijn alle kinderen bereid om in het systeem waarin zij geboren zijn een taak op zich te nemen die te groot voor hen is ook wel magische taak of magische liefde of magische plek genoemd. Op deze manier probeert het kind invulling te geven aan een plek de leeg is, een evenwicht te herstellen, of iets op te lossen. Deze liefde is magisch, onbewust en gebonden in het lot van de ander. Door magische liefde voelt het kind zich onschuldig.

Hiermee gaat iemand van zijn eigen plek en dat vertaalt zich vaak in onrust. Kind denkt; “Zo hoort het! Zo hoor ik erbij! Zo doe ik het goed voor iedereen!” Echt iets herstellen in het systeem lukt het kind echter niet en het vraagt zich af waarom. “Waarom krijg ik deze klus niet rond?” Waarom raak ik niet uitgehuild, uitgesjouwd, ben ik zo moe? Lopen mijn relaties zo stroef? Heb ik zo veel conflicten? enz. Het is echter onmogelijk om een antwoord op het lot van een ander te vinden. Het gedrag wat bij deze taak hoort gaat automatisch, reflexmatig, veelal onbewust en met een groot gevoel van onschuld. Een magische taak uitoefenen is heel hard werken.

Wetende liefde/ Wetende taak/ geëigende plek

Er schuilt kracht in het dragen van onze eigen taak, ons eigen lot. Kracht schuilt er in het bewust worden dat door magische liefde en offers, de ziekte, het lijden, de dood niet oplost. Zo ontstaat wetende liefde. Als we geleerd hebben om de binding (gevoel van afhankelijkheid) om te zetten in verbinding, krijgen we een gevoel van eigen plek en eigen taak. Door te nemen wat er is ontstaat er diepe rust. Een taak die we op ons nemen uit vrije keuze en waarbij de liefde kan stromen noemen we wetende taak, wetende liefde, wetende plek. We trekken een grens terwijl de liefde blijft. De liefde kan stromen, er is keuzevrijheid. Groeien van binding naar verbinding is ieders taak.

Het systemische woord PLEK

Onze geëigende plek is: De plaats in de ordening ten opzichte van de anderen in het systeem. Plek is onze geëigende plaats in de ordening ten opzichte van de anderen in het systeem (gezin van herkomst, organisatie, groep). De mens weet zijn plek door kind te zijn in zijn familie, kind zijn in deze tijd, deze plaats en deze natuur. Als je je plek weet kun je je taak in de wereld nemen. Plek innemen is wonen in je eigen huis, je eigen lijf, je eigen stem, je gebaren, je ademhaling, de klankkleur van je eigen taal. Zoals eerder geschreven is plek verbonden met de werkelijkheid. In welke volgorde ben je geboren? Als oudste, jongste, middelste? Er is een plek voor de ouders en voor de kinderen . Er is een plek voor de doden en voor de levenden enz. Goed kijken naar onze plek nodigt ons uit om vol verantwoordelijkheid te nemen. Dan pas kunnen we bewust gaan handelen. Alle andere vormen van handelen zijn voortgekomen uit een soort hoop; “Als ik nu dit doe, dan hoop ik maar dat het allemaal goed komt”. De balans is zoek en wordt kunstmatig kloppend gemaakt.

Er is sprake van compensatie.

  • Elke plek kent een begrenzing, begint en eindigt ergens.
  • Elke plek kent een taak. Iets wat we te doen hebben. Maar vooral ook een heleboel “Wat mag ik laten vallen? En “Wat hoort er voor mij niet bij?”
  • Elke plek kent een eigen verantwoordelijkheid. Welke verantwoordelijkheid is van mij, welke van de ander?
  • Elke plek kent een attitude. Is onze attitude kloppend bij de plek die we innemen in een systeem? Leiden we als we de leider/ ouders zijn? Volgen we als we medewerker/kind zijn? Er is een plek voor ouder- energie/gedrag/attitude, met kind- energie/gedrag/attitude en met volwassene- energie/gedrag/attitude. Deze verwisselen geeft enorme onrust in het systeem.

Dat betekent dat een ander ook zijn eigen verantwoordelijkheden en taken kent. Niet alles is aan jou!

Ieder op zijn plek:

  • Partnerschap voor ouderschap
  • De ouderen gaan voor de jongeren
  • De levende horen bij de levenden en de doden bij de overledenen
    • Een gegeven van plek is dat we deze in het gezin van herkomst aantreffen en niet zelf kiezen. Deze plek is voor jou bepaald en je hebt er recht op.
  • Oudere kinderen gaan voor de jongere.
  • Oudere kinderen geven aan de jongere, de jongere kinderen nemen van de oudste.
  • Een overleden kind blijft zijn plek in de kinderrij behouden.
  • Volgorde wordt bepaald door moment van geboorte.
  • Biologische kinderen gaan voor geadopteerde kinderen, ook als de geadopteerde kinderen er eerder waren.
  • Het gaat om de werkelijke feitelijke situatie.
  • Partnerschap gaat voor de familie van herkomst.
  • Eerste relatie voor de tweede relatie (qua rangorde)

In een relatie gaan kinderen uit een vorige relatie voor de huidige relatie (qua verantwoordelijkheid).