Waarom hebben alle dingen een naam?
vroeg een meisje aan de meester.
Het was even stil –
en hij antwoordde: Wat een mooie vraag!Je naam heb je van jouw ouders gekregen.
Omdat je een naam hebt, kan ik je roepen.
En als ik je roep, kun je bij me komen.
En als je komt, kan ik je vasthouden.
En als ik je vastpak, kan ik je loslaten.
Een echte tip van ons mocht je een boek willen kiezen over familieopstellingen.
Zoals je gelezen hebt volgt een opstelling een patroon, het is een opeenvolging van stappen en bewegingen. Wat daarbij makkelijk te onthouden is, zijn de onderstaande werkwoorden:
Deze woorden zijn zo belangrijk in het systemisch begeleiden omdat ze in al onze relaties terugkomen. Met vrienden, bekenden, collega ‘s, onze partner en in relatie tot onze kinderen. De bewegingen behorende bij de woorden maken we allemaal in meer of mindere mate in elke relatie, in elk contact. In sommige zijn we goed, die vinden we gemakkelijk, voelen we ons onschuldig. In de andere woorden/ bewegingen, ligt onze uitdaging, vinden we moeilijk en roepen misschien zelfs schuldgevoelens op. Binnen een opstelling maken de representanten hun bewegingen. De opsteller zegt dan: “het systeem doet het werk”. Als begeleider ben je meer gericht op de waarneming dan op het toekennen van betekenis. We kunnen de bewegingen onderscheiden in de grofmazige en fijnmazige bewegingen. Met grofmazig bedoelen we de looprichting, de globale lichaamshouding en bewegingen van het lichaam, de kijkrichting en de gelaatsuitdrukking. Deze bewegingen zien we vooral in opstellingen waarin meerdere representanten opgesteld staan. Bij het werken met systemische imprints, veelal in een kleinere setting, gaat het vooral om de fijnmazige bewegingen. Met die bewegingen geven we expressie aan onze gevoelens en beleving binnen die relatie. Met die bewegingen drukken we de imprint en onze reactie daarop uit. Het is de kunst de beweging te definiëren zonder ‘mindreads’. Bijvoorbeeld: ik kan wel zien of iemand wegdraait van een ander, ik weet niet of die persoon dan bang is voor die ander, een hekel heeft aan die ander, of even geen zin heeft in die ander. Mensen zijn zich binnen een (mini-)opstelling niet bewust van hun fijnmazige bewegingen waarmee ze uitdrukking geven aan de beleving van de relatie. Deze bewegingen noemen we ‘systemische werkwoorden’ omdat ze ons laten zien hoe mensen binnen een context/relatie met hun lichaam eerder dan met hun woorden expressie geven. We benoemen hierna een aantal systemische werkwoorden.
Kinderen reiken vanaf de eerste dag uit naar hun ouders, oren van baby’s vangen geluiden op en zoeken waar deze geluiden vandaan komen. Dat kunnen we aanduiden als een ‘uitreikende’ beweging. Jonge kinderen zoeken oogcontact, steken hun armen uit om opgepakt te worden. Uitreiken is inderdaad het uitnodigen tot of beantwoorden van contact. Met uitreiken bedoelen we hier het verlangen om bij een ander te zijn. Kinderen reiken van nature uit naar hun ouders. Het is een natuurlijke impuls. Het vertrouwen is eindeloos en de behoefte aan contact, geborgenheid en veiligheid is groot. Maslov heeft veiligheid niet voor niets als de meest basale behoefte omschreven. We reiken uit om veiligheid en geborgenheid te krijgen. In de puberteit reiken we uit naar leeftijdsgenoten, uiting geven aan verliefdheid, op zoek gaan naar vrienden etc. Als volwassenen benoemen we het uitreiken meer als interesse in anderen tonen, verbinding zoeken, coalities vormen, solliciteren, iemand uitnodigen op Facebook, samen lol maken, afspreken om naar de film te gaan etc. Uitreiken is ook om hulp vragen. Hierin voelen veel mensen zich kwetsbaar en soms roept dit zelfs schuldgevoelens op. Omdat de overtuiging zo is: “Ik moet het alleen kunnen”. “Ik heb niemand nodig!” Deze gedragingen en overtuigingen zie je terug in de karakterstijl die we Psychopathisch noemen. Als we niet meer uitreiken zien we dat iemand geen risico’s meer neemt. Hij vraagt niet meer en laat ook niet meer toe. Er is wel een behoefte geweest en toen deze niet werd ingevuld heeft hij besloten niet meer te vragen om aandacht, warmte, steun en bescherming. We verbreken het uitreiken niet omdat we dat willen, maar omdat het uitreiken gekoppeld wordt aan en diep wantrouwen en zelf een traumatische ervaring.
Kan ik uitreiken? Uitreiken op het gebied van ‘taak’ en ‘relatie’. Het uitreiken toont onze leidende beweging. Opdrachten geven is uitreiken en iets liefs zeggen is ook uitreiken. Zonder uitreiking is er geen beweging. Ik reik uit naar de ander, geef veiligheid en maak groei mogelijk. Onderbroken uitreiking Wanneer we nooit afgewezen worden in onze uitreikingen, dan weten we zeker dat we aangenomen worden. Op het moment dat we onze uitreiking niet beantwoord zien, dan kan dat leiden tot afname van vertrouwen en zelfs traumatische ervaringen. Dan kan er een zgn. onderbroken uitreiking ontstaan. Kinderen reiken niet meer uit. Het kind richt zich niet meer (volledig) op de ouders om de behoeften vervuld krijgen, zoals ( emotionele) voeding. Het kind keert zich van de ouders af en het vertrouwen moet hersteld worden. Wanneer een onderbroken uitreiking niet hersteld is, dan zien we bij volwassenen nog steeds moeite om met een ander te verbinden, echt naar anderen uit te reiken en te verbinden. Deze imprint kan worden hersteld door het kind te ondersteunen om de ouders weer toe te laten (aan te nemen) of zelfs de verbinding met het leven zelf weer te herstellen. Het helpt als de coach de ouders en kinderen hun intenties en behoeften laat uitspreken. Vanuit de orde ‘geven’ de ouders en ‘nemen’ de kinderen. Met een onderbroken uitreiking wordt deze orde verstoord en door de imprint in de juiste levensfase te plaatsen herstellen we deze orde weer.
De andere kant van uitreiken is aannemen. Als iemand naar mij uitreikt, kan ik die persoon dan aannemen? Kan ik complimenten ontvangen? Kan ik dank je wel zeggen zonder iets terug te moeten/willen geven? Kan ik feedback aannemen? En nog veel groter: kan ik aannemen wat er voor mij is, in vreugde en verdriet, in overvloed en schaarste, pijn of ziekte? Kan ik het leven aannemen? We moeten als kind al leren onze ouders te nemen zoals ze zijn. Als uitreiken en aannemen in balans zijn dan voelen mensen (ouders en kinderen) zich bij elkaar prettig. Mensen gaan totaal verschillend om met de aannemende beweging. Wanneer we vrede hebben met onze afkomst, ons systeem van herkomst, dan geeft het systeem ons een goede bedding. We zijn goed geworteld en staan letterlijk stevig is het leven. We kunnen rusten op de plaats en we zijn deel geworden van onze leefomgeving.
Aannemen hoe het is, geeft ons aarding en gronding. De waarheid aannemen geeft rust. Het betekent: Loslaten van het kinderlijke idee hoe het had moeten zijn, wat je had willen krijgen. Het is de illusie loslaten dat ‘het’ nog gaat komen als je maar lang genoeg wacht, roept of volhoudt op een andere manier. Aannemen hoe het is, is voor veel mensen een enorme klus. Dat geldt voor bijna elke karakterstijl. Elke stijl heeft zo zijn eigen illusies om te laten varen.
Het kan op een aantal manieren misgaan:
In een imprintsituatie kunnen we kinderen weer leren aan te nemen en te vertrouwen. De balans tussen uitreiken en aannemen komen we ons hele verdere leven tegen. Tussen ouders en kinderen tussen partners, in werksituaties etc. ‘
Vertrouwen leidt, zoals gezegd, tot onvoorwaardelijk aannemen. Een kind dat door een ouder aan de armen in de lucht gehouden wordt, vindt dat prachtig. Er is sprake van volledig vertrouwen. In principe is opvoeding een beweging waarbij ouders geven en kinderen nemen. Kinderen nemen aan wat ouders hen geven. Wanneer we de oprechte uitreiking ervaren, dan kunnen we ook blindelings aannemen. Toch zijn er kinderen die niet of niets meer aannemen. Wanneer ouders een ‘verborgen boodschap of behoefte’ meezenden naar kinderen en kinderen ervaren dat, dan worden kinderen voorzichtig in het aannemen.
Een cursist zei laatst: “Als mijn moeder heel aardig deed en mij complimenten gaf, dan wist ik dat er altijd een addertje onder het gras zat. Ze wilde dat ik iets voor haar ging doen. Ik herken het heel goed dat heel aardig doen gepaard gaat met een ‘claim’.”
Dat is ook het juiste woord, een claim en aangezien we die claim niet openlijk op ons af zien komen, heet het ‘verborgen claim’. Een verborgen claim is het meezenden van een secundaire boodschap naast de openlijke uitreiking (de primaire boodschap). Die secundaire boodschap is in het belang van de zender in plaats van de ontvanger. Ik krijg x maar moet daar wel Y voor doen of laten. Als ik van X afhankelijk ben dan blijf ik y op de koop toenemen, totdat de pijn te groot wordt, dan’ neem ik x niet meer aan, zodat ik de verborgen claim (Y) kan ontwijken. In een coachsituatie kan de coach de argwaan om aan te nemen (vanwege de verborgen claim) wegnemen door de ouders hun intenties te laten uitspreken, excuses te laten maken en onvoorwaardelijk uit te reiken, waardoor het kind leert om vol van vertrouwen aan te nemen.
Als we ons veilig voelen, dan kunnen we uitademen en ons ‘overgeven’ aan de ander. Leunen is de andere kant van de NLP kreet: ‘who is driving the bus’. Ben je de regisseur van je eigen leven? En nu omgekeerd: kun je ook achter in de bus zitten en lekker mee laten voeren door de chauffeur? Kinderen zijn de eerste jaren van hun leven volledig overgeleverd aan de voeding die ze van hun ouders krijgen, ze leunen tegen de verantwoordelijkheid van hun ouders. Geven en nemen zijn in balans als we naast een steunpilaar voor een ander, ook om een steunpilaar kunnen vragen. Kan ik als volwassene naast mijn kracht ook kwetsbaarheid tonen? Kan ik om hulp vragen en ‘klein zijn’? Mensen die als kind al sterk moesten zijn, houden op met leunen, ze vertrouwen er niet meer op dat de ander er voor hen is. Een verborgen claim weerhoudt ons van aannemen en voorkomt dat we nog leunen. Een bekende kreet is dan: “ik doe het wel zelf, ik kan het alleen!” Leunen kan ook als een verplichting voelen wanneer verantwoordelijkheid afgepakt is. Het jongste kind blijft altijd het jonge kind als ouders en oudere kinderen alles voor hem bepalen. Dick had vier oudere zussen en een oudere broer die alles voor hem deden en bepaalden, ze ‘droegen’ Dick door het leven. Hij zei: “Ik heb moeten leren om initiatief te nemen omdat ik vanuit het verleden wist dat er altijd wel iemand was die de dingen voor mij regelde. Toen ik eenmaal ging scheiden, moest ik ineens alles zelf doen en heel veel leren. Ik dank mijn ex-vrouw voor de scheiding, het heeft me uiteindelijk volwassen gemaakt”.
Dragen is de andere kant van leunen. Wie leunt, wordt gedragen, wie wil leunen heeft een drager nodig! Dragen is zeker een kwaliteit maar kan ook een valkuil zijn. Uiteindelijk leert elk mens in meer of mindere mate verantwoordelijkheid te nemen en te dragen. Als dragen een kernkwaliteit wordt, dan gaat het vaak over in dragen voor anderen en hen leed besparen. Die mensen roepen dan: “ik los het wel op geef maar aan mij ” ze houden anderen goed in de gaten zodat het goed met ze blijft gaan. Dragen heeft vaak een adder onder het gras. Degene die veel draagt, wil wel hebben dat anderen zien dat deze persoon voor hen draagt, dus vraagt daar een prijs voor . terug: het venijn zit in de staart. Als iemand kan leunen en dragen, dan is er sprake van balans: balans in geven en nemen. Wanneer mensen niet kunnen leunen, maar moeten dragen, dan is er niet genomen pijn en zorgt het dragen voor de controle daarvan. Zolang ik alles regel en controleer, gaat alles goed. De grootste uitdaging voor deze mensen is het overlaten aan anderen, het buigen daarvoor en leren leunen. Het veelal dragen zien we terug in de masochistische karakterstijl. In dragen voelen zij zich onschuldig. Leunen is een nog onbekend woord voor hen. Als coach mogen we dit woord aanleren.
Volgens Bert Hellinger hebben we drie mogelijke keuzes in hoe om te gaan met de binding:
Buigen, in onze cultuur is deze beweging niet echt aangeleerd. Eerder leren we borst vooruit, kin omhoog en schouders er onder. We zien het buigen veel in Aziatische culturen. Daar is deze manier van respect tonen heel gewoon. Buigen kan variëren van een kleine knik tot een diepe buiging. In een buiging neem ik aan wat er is en ik toon er ook respect voor. Ik buig mijn hoofd voor dat wat groter is dan ik zelf ben en besef dat mijn invloed zijn grenzen heeft. Dit kan een heel emotionele ervaring zijn voor iemand.