ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Ontstaan van een systemische benadering

Het begint allemaal met Sigmund Freud die in 1856 werd geboren (stierf m 1939). Hij legde de bodem voor de Psychoanalyse rond 1900. Hij onderscheidde verschillende ontwikkelingsfasen en creëerde een persoonlijkheidsmodel. Freud werkte veel met dromen en ontdekte dat wij mensen naast een kennend bewustzijn van de werkelijkheid, een onbewuste leefsfeer hebben. Het onderkennen van ons onbewuste is een grote verdienste van Freud. Zijn werkwijze richtte zich op bewust worden van onbewuste innerlijke processen, zoals angsten en deze een plek geven binnen het kennende bewustzijn. Door het onderkennen van het t probleem kunnen we het ook aanpakken, leerde hij ons. Rond 1920 ontwikkelde zich in Amerika het Behaviorisme. In plaats van innerlijke processen is hier uiterlijk waarneembaar gedrag het uitgangspunt. Mensen komen ter wereld als een onbeschreven blad en alle gedrag is aangeleerd. Gewenst gedrag kan worden aangeleerd en ongewenst gedrag afgeleerd. Mensen leren door conditioneren, stimulus respons en bekrachtiging. Pavlov en Skinner zijn binnen deze stroming de bekendste figuren: bel – voedsel – speekselafscheiding e.d. De therapievorm die hierbij hoort heet gedragstherapie.

In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw ontstond er in Europa een misschien wel tegenovergestelde stroming; het Humanisme. Humanisten leggen de nadruk op de mogelijkheden van iedere mens, bijvoorbeeld om te kiezen (niet alleen mag hij kiezen, hij móet) en om te groeien. Volgens de humanisten hebben mensen een aangeboren behoefte tot persoonlijke groei en ontwikkeling, zelfontplooiing en zelfverwezenlijking. De bekendste naam is hier Maslow en zijn behoeftehiërarchie. Problemen worden gezien als overgangsfases naar een hogere vorm van bestaan, ze horen erbij en dienen als normaal te worden beschouwd.

Rond dezelfde tijd 1950, 1960 en ook 1970 schrijft cultureel antropoloog Gregory Bateson samen met drie anderen, een artikel wat als het fundament voor het Systeemtheoretisch denken wordt beschouwd. Het disfunctioneren moet niet in het individu zelf worden gezocht maar in de omgeving. Paul Watzlawick, verbonden aan hetzelfde instituut (Palo Alto in Californië) als Bateson, ontdekte dat de individuele benadering niet altijd voldoende was. Uithuisgeplaatste kinderen knapten op in het instituut waar zij geplaatst werden, maar in het gezin ging een ander lid problemen veroorzaken, een probleem wat er eerder nog niet was. Ook zag hij de problemen terugkeren wanneer het kind weer thuis ging wonen.

Zo concludeerde men dat het kind het probleem van het gezin toonde. Niet het kind heeft het probleem, maar het gezin/systeem.

Uitgaan van denken in systemen heeft een verschuiving doen plaatsvinden in de praktijk van het helpen. Bijvoorbeeld in de benadering van een probleem door de kinderbescherming, maatschappelijk werkers en kinderrechters. kinderen werden vaker opgevangen in het gezin en minder vaak uit huis geplaats. Er kwam meer hulp voor het hele gezin.  Er werd systeemtheoretisch gedacht en gewerkt. De interactie- en communicatieniveau onderling is erg belangrijk in de benaderingswijze.

Les inhoud
0% voltooid 0/1 stappen